Art has to be forgotten: Beauty must be realized.
―Piet Mondriaan, 1872-1944
Kunst bestaat niet of, liever gezegt: kunst bestaat niet meer.
Een rode draad in dit schrijven is dat alles draait om context. Ik zal daarom trachten een context voor dit schrijven te creëren doormiddel van een korte karakter-/situatieschets.
Van kleins af aan ben ik gefascineerd door de wereld om mij heen. Ik speelde liever met schelpen die ik vond aan de plaatselijke kusten dan met Transformers en bestudeerde liever de sterrenhemel dan dat ik keek naar een film van Disney. Waar mijn leeftijdsgenootjes vroegen om een fiets van Giant met 16 versnellingen, maakte ik mijn ouders week om een microscoop van Bresser met 1600 keer vergroting aan te schaffen.
Het was de complexiteit en tegelijkertijd vanzelfsprekendheid van de dingen die de natuur voortbracht waar ik door werd gebiologeerd. Ik herkende patronen die zich leken te manifesteren in zowel de micro- en macrokosmos als in wereld om mij heen. Ik probeerde schelpen te indexeren, de kleurschakeringen van reflecterende vissenschubben met potlood na te bootsen en voorstellingen te maken van de groot(s)heid van het heelal.
The eternal mystery of the world is its comprehensibility.
―Albert Einstein (1879–1955)
Dit principe had een weerklank op mijn — met name lagere en middelbare — schooltijd, waar anderen over de regel voorschreven waar mijn concentratie moest liggen. Ik had een grote interesse voor de vakken die zich richten op wetenschappelijke fundamenten of kunstzinnige (zelf)expressie en was geneigd daar veel dieper op in te gaan dan de lesstof voorschreef. Voor de vakken die gevoelsmatig minder relevant waren haalde ik structureel lage cijfers.
Toen ik met een optimale ratio van minimale inzet tot maximale resultaten mijn mavo- en havo-diploma's binnen had gesleept werd ik ineens geacht keuzes te maken. Dit was iets waar ik nooit echt lang bewust bij stil had gestaan, maar ik had wel van kleins af aan het gevoel dat ik ooit een of meer bèta-studie's zou volgen alvorens de kunstacademie aan te gaan. Ik besloot — tot grote ergernis van mijn tekendocent — Chemie te gaan studeren aan de Hogeschool Rotterdam & Omstreken (hro).
In enige tegenstelling tot mijn verwachting zette de trend van de geconcentreerde interesse zich hier voort. Ik bemerkte dat het analyseren van natuurlijke verschijnselen al snel zijn charme verliest wanneer een bepaalde uitkomst wordt verwacht (lees: een onverwachte uitkomst een indicatie is voor een onjuiste analyse). Ik had buiten het observeren en analyseren een behoefte aan het uiten, iets waarbij ik eigenlijk alleen bij de informaticamodule's aan toe kwam.
Een jaar en 21 studiepunten later (wederom een optimale ratio van minimale inzet tot maximale resultaten), besloot ik Vormgeving & Ontwerp van Interactie (via) te gaan studeren aan de Haagse Hogeschool (hss). Hier vond ik een inspirerende symbiose van onderzoek en creatie. Echter, na het propedeusejaar werd de stof steeds droger van aard en voelde ik een drang naar expressie en visuele esthetiek.
Na twee jaar — en zonder propedeuse, maar met basiskennis van programmeren, bruikbaarheid, etc. — besloot ik ook deze studie te laten voor wat het was. (Ik had wegens mijn gestagneerde werkhouding inmiddels ook geen andere keus meer.) Op het laatste moment heb ik mijn tekeningen en uitingen van mijn idee van grafische vormgeving bijeengesprokkeld en deed toelating voor de Koninklijke Academie van Beeldende Kunst (kabk).
Het propedeusejaar van de kabk was een absolute verademing; (zelf)expressie en visuele esthetiek stonden centraal in en buiten de faculteit en voor het eerst in jaren werkte ik weer met ambachtelijke media als schilderen. Een serie ontwikkelingen op persoonlijk gebied maakte voor een prima grondstof en de omgeving van gelijkdenkenden een inspirerende stimulans. Voor het eerst zou dat jaar de balans overhangen naar resultaat.
In de hoofdfase van de opleiding kreeg ik echter heimwee naar diepgaand wetenschappelijk onderzoek en conceptuele/filosofische onderbouwing. Gelukkig kon ik de kennis en ervaring die ik had opgedaan bij mijn vorige opleidingen inzetten en bestond er ruimte om middels zelfstudie dieper op bepaalde materie in te gaan. Het is juist de relatie tussen de verschillende discipline's die mij het meest interessert.
Voortbordurend op mijn persoonlijke context zal ik aan de hand van een aantal vragen een beeld proberen te geven van de filosofie die ik mijzelf over de jaren eigen heb gemaakt. Deze zijn relevant voor de rest van het schrijven.
―Van Dale Groot woordenboek hedendaags Nederlands
- kunst (de ~ (v.))
- het creatief en origineel tot uiting of voorstelling brengen van gedachten of gevoelens op vaak ontroerende of schokkende wijze
- (~en) elk van de disciplines die door kunstenaars beoefend worden
- een of meer kunstwerken
- door oefening en studie verkregen kundigheid, vaardigheid
- wat door mensen en niet door de natuur is gemaakt ⇒ namaak
Hoewel er vele definities van het begrip kunst
voor handen zijn, is de feitelijke vraag wat is kunst?
praktisch onoplosbaar.
Het probleem ligt in het feit dat de stelling — als we deze als een (wiskundige) vergelijking benaderen — alleen uit variabelen bestaat.
De syntaxis van de vraagstelling maakt dat de begrippen wat
en kunst
variabel zijn; dat is niet het probleem, maar wat verstaat men onder is
?
Hetzelfde probleem ontstaat wanneer twee individuen discussiëren over de vraag wie of wat is God?
De definitie (of waarde) van is
(als in het zijn
) is een bepalende factor voor de uitkomst van de vergelijking.
Als de discussianten een verschillende religie c.q. levensbeschouwing eigen zijn, zullen zij een verschillende waarde hanteren, daar dit hun respectievelijke wereldbeeld bepaalt of minimaal sterk beïnvloedt.
Om de vraag wat is kunst?
(of wie/wat is God?
) hanteerbaar te maken moet dus eerst de vraag wat is zijn?
worden beantwoord.
Een paradox, in deze context, daar we nu een vergelijking hebben die uit drie variabelen bestaat die elk dezelfde waarde hebben.
De enige manier om de vergelijking op te lossen is door een vaste waarde te definiëren voor deze basisvariabele.
In andere woorden: de vraag moet binnen een context worden geplaatst.
―Van Dale Groot woordenboek hedendaags Nederlands
- zijn1 (het ~)
- het bestaan
- zijn2 (onov.ww.)
- een werkelijkheid uitmaken, bestaan ⇒ existeren, wezen
- zich bevinden ⇒ pozen, toeven, uithangen, verkeren in, vertoeven, verwijlen, zich ophouden; ⇔ ontbreken
- bezig zijn met
- bedragen in aantal, lengte, prijs enz.
Zoals ik eerder al impliceerde, is de waarde van het zijn
subjectief daar het alles te maken heeft met het wereldbeeld van het individu.
Ik zal daarom een schets trachten te maken van mijn persoonlijke perceptie van de werkelijkheid.
Of de lezer deze percepties deelt is in principe irrelevant: de aangeboden context zou de lezer in staat moeten stellen de overige stellingen te spiegelen met — en vertalen naar — de eigen werkelijkheid.
Het is moeilijk, dan wel onmogelijk, een eenduidige beschrijving van mijn idee van het zijn
te geven.
Ik zal daarom trachten een beeld te schetsen door eigenschappen van het zijn
en hun relatie tot elkaar te beschrijven aan de hand van een aantal stellingen.
Een eigenschap van het zijn
van een entiteit — in mijn interpretatie van de werkelijkheid — die ik hier erg relevant acht is dat deze het bestaansrecht ontleent aan zijn context.
Ik heb het hier niet over tegengestelden als zwart en wit, donker en licht, etc., maar over de mogelijke afwezigheid van (het zijn van) een entiteit.
Dus: het is niet zo dat wit kan bestaan omdat er zwart is, maar omdat er ook entiteiten zijn die niet wit zijn.
Stel dat niet alleen de straling en/of deeltjes die wij als licht benoemen, maar ook de afwezigheid van licht (duister) en ook elke geur, elk geluid, elk abstract concept, etc. — alles — licht zou zijn.
Licht
, als entiteit (en inmiddels met aanhalingstekens), zou niet alleen onmogelijk zijn geworden om zintuigelijk te onderscheiden en daarmee waar te nemen: het zou geen context meer hebben en daarmee, mijn inziens, het bestaansrecht hebben verloren.
―Tao Te Ching (道德經) van Lao Tse, 6e eeuw v. Chr.天下都知道美, 是因为有丑恶, 天下都知道有善是因为有不善。 因而“有”和“无”, “难”和“易”, “长”和“短”, “高”和“低”, “音”和“声”, “前”和“后”都是相对产生的。 所以圣人以无为的态度来处理世事, 实行不言的教导。 任万物兴作而不加主宰; 生长万物而不据为己有; 作育万物而不恃己能; 功业成就而不自居。 正因为不居功, 所以有千秋功业, 万古传芳。
[Het is omdat iedereen schoonheid als schoon beschouwt dat het lelijke bestaat; het is omdat iedereen goedheid als goed beleeft dat het kwade bestaat. Zijn en niet-zijn veroorzaken elkaar; moeilijk en eenvoudig vergelijken zich met elkaar; lang en kort meten zich aan elkaar; hoog en laag onderscheiden zich van elkaar; klank en stem vormen zich uit elkaar; voor en na rangschikken zich naar elkaar. Daarom handelt de wijze door niet-handelen en verkondigt hij zonder woorden. De tienduizend dingen ontstaan om hem heen en hij wijst geen enkele af. Hij verbouwt ze, maar neemt er geen in bezit; hij kweekt ze, maar laat ze vrij groeien. Hij volbrengt zijn taak, maar eist geen genoegdoening, en omdat hij geen genoegdoening eist, verliest hij niet wat hem toekomt.]
Deze stelling heeft alles te maken met de conclusie van de vorige, waarin het bestaansrecht van een entiteit wordt ontleendt aan zijn context.
Ik denk dat het echter nog veel verder gaat en dat ook eigenschappen zoals bijvoorbeeld de betekenis van een entiteit worden bepaald door de context.
Zo geloof ik bijvoorbeeld niet in een objectief (lees: verheven) goed en kwaad, maar dat de goedheid
van een entiteit geheel wordt bepaald door de kwaadheid
van de context.
Aangezien het zijn van een entiteit in de filosofie van het voorgaande wordt bepaald door de context, heeft elke entiteit automatisch een relatie tot al het andere. Ik denk echter dat alle waarden van alle eigenschappen (wat acties kunnen zijn) van alle entiteiten ook een relatie hebben tot elkaar. Deze relaties kunnen bijna oneindig complex en indirect en — mede door het onzekerheidsprincipe — onmogelijk traceerbaar zijn, maar daarom niet minder waar.
Does the flap of a butterfly’s wings in Brazil set off a tornado in Texas?
Met de aannamen dat zowel het zijn van een entiteit als de waarden van de eigenschappen ervan afhankelijk zijn van de context, is het waarderen van een entiteit als zijnde een autonoom iets, paradoxaal. Wat feitelijk gebeurd is dat de entiteit binnen een andere, denkbeeldige context wordt geplaatst die een model is van de feitelijke. Er gelden hierbij per definitie andere waarden voor de eigenschappen van de entiteiten.
Bovendien is de voorstelling die wij maken niet de sublieme vorm (de Idee), maar een interpretatie hiervan die is gebaseerd op de manifestaties in de fysieke wereld. Het zou dus kunnen worden gezien als een interpretatie van een interpretatie (mimesis) en brengt daarom meer ruis in plaats van dat het verheldert.
De aanname dat entiteiten worden beïnvloed door alle waarden uit de context impliceert dat hier verwachtingen aan kunnen worden verbonden. Dat wil niet zeggen dat alle waarden van alle eigenschappen van alle entiteiten per definitie ook maar in theorie kunnen worden voorspeld door regels te extrapoleren. Regels zouden een variabel aantal variabelen en/of meerdere mogelijke uitkomsten kunnen hebben: desalniettemin zijn het regels.
Deze regels zijn moeilijk dan niet onmogelijk in kaart te brengen omdat wij slechts in staat zijn de manifestaties ervan in de fysieke wereld te kunnen waarnemen/meten.
Door het principe dat alles met alles te maken heeft zijn deze manifestaties echter per definitie vertroebeld
door de invloed van manifestaties van andere regels.
―Albert EinsteinGod does not play dice.
―Van Dale Groot woordenboek hedendaags Nederlands
- schoon·heid (de ~ (v.), -heden)
- de eigenschap van mooi te zijn of de eigenschap die ertoe bijdraagt ⇒ schoon
- bijzonder mooie vrouw ⇒ beauty, schone
Wederom zijn er definities voorradig. Echter, deze zijn minder specifiek en tegelijk ogenschijnlijk minder diffuus. Het impliceert een filter (de eigenschap hebben van mooi zijn), maar geeft geen objectieve parameters mee. Er wordt iets van subjectiviteit geïmpliceerd.
Persoonlijk onderscheid ik twee soorten schoonheid: objectieve en subjectieve schoonheid.
Hieronder versta ik (meetbare) wetmatigheden of, liever gezegd, de sublieme wetmatigheid waarvan de manifestaties in entiteiten uit de fysieke wereld meetbaar zijn. Wat aan deze wetmatigheden ten grondslag ligt is wederom sterk afhankelijk van het individuele wereldbeeld; de een zal spreken over het Goddelijke, de ander over het natuurlijke, of anderzijds. Een derde zal zeggen dat er geen sublieme vorm bestaat.
Zoals ik bij de vraag van het zijn
aankaartte, voldoet alles dat is
aan deze regels.
Tegelijk kan iets alleen zijn als het ook niet kan zijn.
Met andere woorden; niet alles is schoonheid, maar alles voldoet aan schoonheid.
Hieronder versta ik wat het individu als schoonheid ervaart. Dit is dus volledig subjectief en redelijk arbitrair. Culturele achtergrond, opleidingsniveau, gemoedstoestand; alles kan van invloed zijn op wat een individu op een bepaald moment in een bepaalde context al dan niet als schoonheid ervaart. Dit is niet of nauwelijks meetbaar en zelfs het individu hoeft niet altijd zeker te zijn van zijn of haar eigen oordeel. Desalniettemin is het relevant.
Let op dat alles dat een individu als schoonheid ervaart (of niet), tevens voldoet aan objectieve schoonheid, simpel om het feit dat alles voldoet aan regels. Door het fenomeen dat alles invloed heeft op alles kunnen deze regels (lees: deze objectieve schoonheid) wel minder voor de hand liggent zijn.
―Confusius, Chinees filosoof en hervormer (551 v. Chr. - 479 v. Chr.)Everything has its beauty, but not everyone sees it.
Hier zal ik trachten een zoveel mogelijk objectieve beschrijving te geven van (binnen de context van dit schrijven) relevante kunststromingen in chronologische volgorde. De tijdsinterval zal kleiner worden naarmate wij dichter bij het heden komen. Dit heeft te maken met het feit dat de effecten van verschillende stromingen als katalysator hebben gewerkt in de evolutie van de kunst.
Hieronder verstaat men alle kunstuitingen die zijn gemaakt in culturen die voor de invoering van het schrift actief waren. Het betreft hier Afrikaanse en Amerikaanse etnische kunst, Aziatische en Europese prehistorische kunst en etnische kunst van Oceanië.
De vroegst bekende kunstuitingen zijn met name kleine sculpturen en schilderingen op rotsen of in grotten. Men gebruikte veelal keien om op grotere stenen of muren verbeeldingen te maken van alledaagse activiteiten als de jacht. Deze voorbeelden zijn zelden meer dan 40.000 jaar oud (het begin van de Laat Paleolithische periode), maar er is een beeldje bekend dat tussen de 300.000 en 500.000 jaar oud moet zijn.
Onderzoek wijst uit dat de fysieke eigenschappen van het object vooral door natuurlijke processen zijn veroorzaakt.
Tegelijk wijst het uit dat er wel degelijk een menselijke hand aan te pas is gekomen; het ding is namelijk beschildert
met een substantie waarvan de samenstelling niet als zodanig in de natuur voorkomt.
Hierbij rijst direct een interessante vraag: bij welke mate van al dan niet bewuste invloed van een levend wezen is er sprake van kunst?
Dit refereert aan verschillende soorten kunstuitingen uit de culturen van klassieke beschavingen als die van het klassieke Mesopotamie, Egypte, Griekenland en Rome. Dit beslaat de periode van de vroegste historie (ongeveer 3.000 v. Chr.) tot de vroege (of Donkere) Middeleeuwen (omstreeks 500). De versnelling in ontdekkingen en uitvindingen (het schrift de meest voor de hand liggende) maakte ruimte voor een heel scala aan nieuwe kunstuitingen.
Middeleeuwse kunst beslaat een periode van grofweg duizend jaar in Europa, het Midden-Oosten en Noord-Afrika. In Byzantijnse en Gotische kunst dwingt de dominantie van de kerk af dat niet materiële, maar Bijbelse waarheden worden verbeeld. Kunstenaars uit Europa waren daarbij in verschillende mate afhankelijk van de artistieke nalatenschap van het Romeinse Rijk en de vroege Christelijke kerk.
Een periode uit de Westerse kunstgeschiedenis die grofweg de 14e, 15e en 16e eeuw beslaat en vanuit Italië langzaamaan over West-Europa verspreidde.
De term betekend letterlijk wedergeboorte
, waarmee wordt bedoeld dat de kunst van de klassieke oudheid werd wedergeboren.
Een stijlperiode in de tweede helft van de 17e eeuw tot in de eerste helft van de 18e eeuw die tot uiting kwam in de architectuur, tuinontwerpen, schilderkunst, beeldhouwkunst, literatuur en muziek. De stijl begon in Rome, Italië en besloeg het leeuwendeel van Europa. Uitingen in de verschillende discipline's zijn overdreven dynamisch met voor de hand liggende spanning, drama, expressie en grandeur.
Een beweging die tussen 1770 en 1830 de speelse gratie van de Rococo en statische pathos van de Barok afwijst.
Klassiek
als esthetische norm aanvaard, refereert het classicisme naar de Griekse en Romeinse kunst, waarbij rust en stilte beschouwd worden als essentie van het schone.
Kunst uit het classicisme is typisch formeel, behouden en ingetogen.
Een stroming in het westerse denken die zich eind achttiende/ begin negentiende eeuw manifesteert in de kunst en het intellectuele leven van met name Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Onder invloed van de Verlichting en de filosofie van Immanuel Kant, werd de subjectiviteit als uitgangspunt genomen. Hierdoor kwamen introspectie, intuïtie, emotie, spontaniteit en verbeelding centraal te staan.
Voorheen werd de kunstenaar als een (al dan niet gerespecteerd) ambachtsman gezien. Ten tijde van de romantiek kreeg de kunstenaar — omdat alleen hij toegang had tot de subjectieve ervaring die ten grondslag lag aan zijn werk — een speciale status. De romantiek was dus niet een nieuwe stijl, maar wel een nieuwe houding ten opzichte van kunst en heeft op die manier ruim baan gemaakt voor nieuwe soorten van uitingen.
Een stroming die midden negentiende eeuw in Frankrijk ontstond als een reactie op het idealisme van de romantiek. Het beoogt dingen weer te geven zoals ze zijn (als in wetenschappelijk feiten, de natuur en het leven), zonder franje in de zin van decoratie of benadrukking van interpretatie. Dit is echter verre van een nieuw principe: de eerste bekende voorbeelden stammen uit het Lothal — een stad in wat nu India is — van ongeveer 2400 v. Chr.
Een negentiende-eeuwse stroming die niet alleen een geheel nieuwe stijltechnische perceptie bracht, maar ook een reactie was op het algemeen aanvaarde en officieel erkende academisch classicisme.
De bedoeling van de impressionisten (die zichzelf van origine Illusionisten
noemden) was het direct geziene weer te geven.
Er was geen sprake meer van afgelijnde tekening van de voorwerpen en de onderwerpen waren alledaags.
Een algemene term voor alle artistieke uitingen die sinds het eind van de negentiende eeuw tot ongeveer de jaren 60/70 van de 20e eeuw zijn gemaakt. Deze periode is specifiek relevant in deze, wat ik aan de hand van een aantal specifieke sub-stromingen zal proberen te duiden.
Een culturele stroming die ten tijde van de Eerste Wereldoorlog begon in Zürich, in het neutrale Zwitserland en volgens ingewijden niet ging over kunst, maar over anti-kunst
.
Voor alles waar kunst voor stond, stond Dada voor het tegengestelde.
Dada negeerde esthetiek, streefde naar betekenisloosheid, liet interpretatie geheel aan de aanschouwer en beoogde de zintuigen te schofferen.
Ironisch genoeg zou Dada een grote invloed blijken te hebben op moderne kunststromingen en zal vandaag de dag in geen standaardwerk over kunstgeschiedenis ontbreken. Waar dada beoogde een aanklacht te zijn op een instituut, werd het er zelf een substantieel onderdeel van. Dit illustreert het assimilerende — en daarmee zelf-relativerende (lees: zelfvernietigende) — karakter van de kunst.
Een visuele artistieke beweging die eind vijftiger jaren (tegelijk, maar onafhankelijk) ontstond in het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten van Amerika. Pop-art ontleent thema's en technieken aan reclame, televisie, tijdschriften en kranten en is als het ware een verheerlijking van de consumptiemaatschappij en de alledaagse banaliteit. Alledaagse gebruiksvoorwerpen, individueel vervaardigde serieproducten, alle reproduceerbare objecten worden voortaan als motieven aanvaard in de kunst.
Pop-art zette zich niet zo zeer af tegen kunst an sich, maar wel (hoewel gedeeltelijk) tegen het Amerikaanse Abstract Expressionisme en met name het hyper-serieuze en elitaire karakter. De doelstelling was kunst toegankelijk en begrijpelijk(er) te maken door het als het ware vanuit de musea naar de straat te brengen. Het effect op de grenzen (lees: diffusiteit) van kunst is daarmee vergelijkbaar met dat van het Dadaïsme.
Een stroming waarbij de ideevorming (concept), de omgeving (environment), de gebeurtenis (happening) en/of de uitvoering (performance) wordt gezien als de feitelijke kunst. Dit in tegenstelling tot de klassieke verwachting dat het gecreëerde kunstobject het criterium is. Het zou hierbij kunnen gaan om het losmaken van kunst uit haar traditionele bindingen, zodat kunst en leven een eenheid zouden gaan vormen en barrières tussen verschillende stromingen worden opgeheven.
In 1960 maakte het eerste grote voorbeeld van conceptuele kunst, Piero Manzoni (1933 - 1963), Socle du monde
(Sokkel van de wereld
), een metalen sokkel die ondersteboven op een vlakte staat.
Alles is vanaf dat moment kunst … dat is te zeggen, alles
als zijnde de wereld: de planeet Aarde en al het stoffelijke dat het huisvest.
De definitie wat door mensen en niet door de natuur is gemaakt
gaat daar dus al niet meer helemaal op.
Ook wel actuele kunst genoemd, omvat dit alle kunstuitingen die sinds de jaren 60/70 tot vandaag de dag zijn of worden gemaakt … voor zo ver er nog sprake is van maken
.
Het is lastig om individuele stromingen uit deze periode helder te onderscheiden en benoemen.
De hedendaagse kunst is daarvoor te diffuus, wat een zaak maakt voor mijn stellingname.
―Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832), Einleitung Propyläen (1798)Eines der vorzüglichsten Kennzeichen des Verfalles der Kunst ist die Vermischung der verschiedenen Arten derselben.
Alles heeft dus inmiddels de potentie om kunst te zijn, maar is dat misschien nog niet, simpelweg omdat het nog niet als zodanig is benoemd. In dat geval, bij deze:
―Alexander Christiaan Jacob, 2006Ik verklaar hierbij elke al dan niet zintuigelijk of anderzijds waarneembare entiteit en/of manifestatie ervan in de fysieke en/of denkbeeldige en/of anderzijdse wereld, alsmede de afwezigheid en de context van de afwezigheid ervan als mijn kunstwerk en ik noem het kunst.
De scepticus zal natuurlijk kunnen zeggen dat — onder het mom van conceptuele en performance
kunst — niet het feitelijk bovengenoemde, maar de geschreven woorden en de daad van het schrijven van deze woorden en de gedachten daar achter het kunstwerk zijn.
Wat, echter, als we de vraag omdraaien: wat is niet kunst?
Een willekeurige boom in een bos?
De kritiek op deze stelling?
Elke vraag zou ik als De Kunstenaar met jawel
kunnen beantwoorden.
Mijn conclusie is dat alles kunst geworden is en daardoor — in mijn perceptie van de werkelijkheid — onbestaanbaar is in het hier en nu. Voor mij persoonlijk, heeft het woord kunst alleen in cultureel historische context nog bruikbaarheid. Hoewel ik mijn eigen beredeneringen heb, is de uitkomst niet nieuw: Arthur C. Danto en Georg W.F. Hegel et al. tekende al veel eerder het doodvonnis van de kunst.
Tegelijkertijd erken ik dat dit schrijven onderdeel uit maakt van mijn poging af te studeren aan een kunstacademie waarbij ik onder andere les geniet van kunstenaars die deze titel dragen omdat zij kunst maken. Zoals ik in de filosofische context verklaarde heeft de persoonlijke perceptie van de werkelijkheid alles te maken met de definitie van het zijn en kan deze voor een ander dus apert onwaar zijn.
Toch zal het lastig zijn om — als men de consensus van de evolutie van de kunst in de kunsthistorisch context ervaart — kunst als een autonome entiteit te zien. Ik stel daarom voor andere terminologie te hanteren om creatieve uitingen te beschrijven: termen die ook nu worden gebruikt (zij het meer in de ontwerp- dan de kunstwereld) als bruikbaarheid en communicatief vermogen. Bovendien zou ik een veel prominentere rol toekennen aan de term schoonheid.
Concluderend, introduceer ik een stroming voor gelijkdenkenden: het Neo-estheticisme. Het is duidelijk niet een nieuwe stijl- of kunststroming, maar een stroming die deze relativeert en een ander uitgangspunt beoogt. Overigens staat dit in principe los van het Estheticisme uit de laat-Victoriaanse periode (1868 tot 1901).
Denken over kunst, derde druk
Algemene kunstgeschiedenis, negende druk
http://wikipedia.org/
http://wikiquote.org/